Medicijneninsuline bij kinderen

insuline bij kinderen

Medicijneninsuline bij kinderen

insuline bij kinderen

Waar is dit medicijn voor?Ervaring bij kinderenHoe werkt dit medicijn en welk effect heeft het?Hoe lang duurt het voordat dit medicijn werkt?Hoe moet uw kind dit medicijn gebruiken?BijwerkingenHoe is dit medicijn verkrijgbaar?Meer informatie
  • Insuline is een injectiemiddel voor mensen met diabetes. Mensen met diabetes maken zelf geen of onvoldoende insuline aan.

    Er zijn verschillende soorten insuline te krijgen: kortwerkend, middellangwerkend, langwerkend en combinaties hiervan.

    Artsen schrijven insuline voor bij kinderen met diabetes mellitus en bij kinderen die een te hoog bloedsuiker hebben (hyperglykemie). Sommige soorten insuline worden gebruikt bij acute diabetische ketoacidose.

    • Oorzaak
      Diabetes mellitus (suikerziekte) ontstaat als het lichaam suikers (koolhydraten) uit de voeding niet meer op natuurlijke wijze om kan zetten in energie. Het hormoon insuline is verantwoordelijk voor die omzetting.

      Insuline wordt in de alvleesklier aangemaakt. Bij kinderen met diabetes produceert de alvleesklier te weinig insuline. Daardoor worden de suikers in het bloed niet opgenomen in de cellen om omgezet te worden in energie. Er blijven te veel suikers achter in het bloed. Daardoor is de bloedsuiker te hoog.
      Verschijnselen
      Een te hoge hoeveelheid bloedsuiker uit zich in dorst, veel drinken en vaak plassen, moeheid en lusteloosheid. Omdat het lichaam toch ergens energie vandaan moet halen, gaat het vet verbranden. Dit leidt tot gewichtsverlies en uitademen van een acetongeur.

      Diabetes wordt onderverdeeld in 2 soorten: type 1 en type 2.

      • Bij type 1 maakt de alvleesklier (bijna) geen insuline aan. Dan moet men kunstmatige insuline inspuiten. Type-1-diabetes heet daarom ook wel insulineafhankelijke diabetes. Type-1-diabetes begint bijna altijd al op kinderleeftijd.
      • Bij type 2 maakt de alvleesklier nog wel insuline. Maar dit is te weinig of het lichaam reageert er niet meer goed op. Type-2-diabetes begint meestal op volwassen leeftijd.

      Een ernstige situatie die kan optreden is een acute diabetische ketoacidose. Uw kind krijgt dan last van een snelle diepe ademhaling en braken. Bij een ketoacidose moet uw kind snel door een arts worden behandeld. Anders kan uw kind bijvoorbeeld in een coma raken. Ketoacidose komt voornamelijk bij type-1-diabetes voor.

      Behandeling
      Door kunstmatig een juiste hoeveelheid insuline te geven, gaat het lichaam weer normaal werken. Insuline kan worden gegeven met een injectiespuit, een insulinepen of een insulinepompje.

    • In de bijsluiter kunt u terugvinden dat insuline wordt gebruikt bij kinderen met diabetes mellitus.

      Insuline is bij deze aandoening officieel geregistreerd. Dit betekent dat de fabrikant insuline bij kinderen uitgebreid heeft onderzocht. Uit het onderzoek van de fabrikant blijkt dat het bij kinderen werkt en veilig is. De overheid heeft goedgekeurd dat het medicijn te krijgen is. En dat kinderen het mogen gebruiken. In de bijsluiter van uw kind kan een leeftijdsgrens staan. Het hangt af van het soort insuline voor welke leeftijd het gebruikt kan worden.

      Er is ook onderzoek gedaan naar insuline bij:

      • kinderen met acute diabetische ketoacidose;
      • kinderen tot 1 maand die een te hoog bloedsuiker hebben (hyperglykemie).

      Deze aandoeningen staan niet in de bijsluiter. Maar ook in deze gevallen blijkt insuline te werken en is het veilig. Daarom schrijft de arts insuline ook voor bij kinderen met deze aandoeningen. Dit wordt off-label-gebruik genoemd.

      • Door kunstmatig de goede hoeveelheid insuline te geven, gaat het lichaam weer normaal werken. Insuline zorgt ervoor dat de lichaamscellen suiker uit het bloed opnemen.

        De verschijnselen van diabetes worden langzaam minder. Dorst, vaak plassen en een droge mond verdwijnen meestal binnen een paar dagen. Vermoeidheidsklachten worden meestal binnen een paar weken minder. Behalve als de vermoeidheid door iets anders komt dan door de diabetes.

          • Een kortwerkende insuline verlaagt de hoeveelheid bloedsuiker al na 10 tot 30 minuten; het werkt 2 tot 8 uur.
          • Een middellange insuline werkt na 1 tot 2 uur; het werkt 16-24 uur.
          • Langwerkend insuline werkt steeds de hele dag, bij gebruik volgens voorschrift.

          Ook de plaats van de injectie bepaalt hoe lang het duurt voor insuline gaat werken: buik (snel), bovenarm (normaal), bovenbeen (langzaam) of bil (langzaam).

          • Gaat uw kind voor het eerst insuline gebruiken? Dan zal uw arts of diabetesverpleegkundige uw kind instellen op insuline. Dat betekent dat de arts of diabetesverpleegkundige de dosering voor uw kind zo goed mogelijk vaststelt. Voor insuline bestaat namelijk geen standaarddosering, iedereen reageert er anders op.

            Het is belangrijk dat uw kind zich tijdens de beginperiode streng aan het schema houdt dat is voorgeschreven. Anders is het resultaat niet goed te beoordelen.
            Download het instructieblad insuline spuiten en het instructieblad bloedsuiker meten.

            Hoe?

            • Laat uw kind bij elke injectie een nieuwe naald gebruiken. Anders kan uw kind de huid beschadigen en kan er een spuitplek ontstaan.
            • Laat uw kind regelmatig van injectieplek wisselen. Spuit uw kind vaak in dezelfde huidplek, dan kan op die plek een spuitplek ontstaan.
            • Het is belangrijk dat uw kind op ieder spuittijdstip van de dag in hetzelfde lichaamsdeel spuit (wel telkens op een andere plek). Dus als hij 's ochtends altijd in de bil spuit, laat hem dan steeds een andere plek op de bil kiezen. Maar laat hem 's ochtends niet wisselen tussen bijvoorbeeld bil en buik. Dit is omdat de snelheid waarmee de insuline in het lichaam wordt opgenomen sterk afhangt van het ingespoten lichaamsdeel: buik (snel), bovenarm (normaal), bovenbeen (langzaam) of bil (langzaam).
            • Laat uw kind de insuline NIET in een spuitplek injecteren. Anders kan het bloedsuiker van uw kind erg gaan schommelen.

            Bij een ketoacidose wordt uw kind in het ziekenhuis behandeld, bijvoorbeeld met een insuline-infuus.

            Wanneer?

            Van de arts of diabetesverpleegkundige heeft uw kind een schema gekregen. Ook heeft uw kind uitleg gekregen over hoe hij moet omgaan met de bloedsuikermeter en de insulinespuit of -pomp. En hoe hij zijn insulinebehoefte aan moet passen aan de hand van het gemeten bloedsuiker. Het is belangrijk dat uw kind deze aanwijzingen precies opvolgt. De meest gebruikte schema's zijn de volgende:

            • Gebruikt uw kind het medicijn 1 keer per dag? Uw kind krijgt een (middel)langwerkende insuline. Hij spuit die in vóór de nacht.
            • Gebruikt uw kind het medicijn 2 keer per dag? Uw kind krijgt een combinatie van een kort- en een middellangwerkende insuline. Hij spuit die in vóór het ontbijt en vóór het avondeten.
            • Gebruikt uw kind het medicijn 4 keer per dag? Uw kind gebruikt dan 3 keer per dag vóór het eten een kortwerkende insuline. En 1 keer vóór de nacht een middellangwerkende insuline.

            Hoe lang?

            Als uw kind diabetes mellitus type 1 heeft, zal hij de rest van zijn leven insuline moeten blijven gebruiken.

            Bij diabetes mellitus type 2 hangt het af van de controle van het bloedsuiker hoe lang insuline nodig is. Dit kan de rest van het leven zijn. Maar het insulinegebruik kan ook tijdelijk zijn. Dit kan bijvoorbeeld zijn bij gebruik tijdens de zwangerschap.

            • Behalve het gewenste effect kan dit medicijn bijwerkingen geven. De meeste bijwerkingen die bekend zijn, zijn gemeld bij volwassenen. Over bijwerkingen bij kinderen is minder bekend dan bij volwassenen. Waarschijnlijk kunnen de bijwerkingen die bij volwassenen gemeld zijn, ook voorkomen bij kinderen. Zie voor deze bijwerkingen en hoe vaak deze voorkomen de informatie over insuline bij volwassenen.

              Bijwerkingen waarvan bekend is dat ze kunnen voorkomen, zijn:

              • huiduitslag en galbulten

                Bijwerkingen van de langwerkende insuline glargine waarvan bekend is dat ze vaker bij kinderen kunnen voorkomen, zijn huiduitslag en galbulten (urticaria) op de injectieplaats. Raadpleeg de arts als dit niet overgaat.


              Heeft uw kind last van een bijwerking? Meld dit dan bij het bijwerkingencentrum lareb. Hier worden alle meldingen over bijwerkingen van medicijnen in Nederland verzameld. Ik wil een bijwerking melden

              • Regelmatig: bij meer dan 30 op de 100 mensen
                Soms: bij 10 tot 30 op de 100 mensen
                Zelden: bij 1 tot 10 op de 100 mensen
                Zeer zelden: bij minder dan 1 op de 100 mensen
                • Insuline is voor kinderen te krijgen in:

                  • injectiespuit;
                  • insulinepen;
                  • insulinepompje.

                  Bij een ketoacidose wordt uw kind in het ziekenhuis behandeld, bijvoorbeeld met een insulineinfuus.

                  Insuline is te krijgen in de volgende vormen:

                  • kortwerkend;
                  • middellangwerkend;
                  • langwerkend;
                  • een combinatie van kort- en middellangwerkend;
                  • een combinatie van middellang- en langwerkend.
                  • Meer informatie over dit medicijn vindt u bij insuline bij kinderen bij volwassenen. In deze tekst vindt u onder andere informatie over:

                    • wat u moet doen als een dosis is vergeten;
                    • of het mogelijk is om zomaar met dit medicijn te stoppen;
                    • of het medicijn samen mag met andere medicijnen.

                    Voor deze onderwerpen is de informatie voor kinderen en volwassenen hetzelfde, of is er geen specifieke informatie voor kinderen bekend.

                    Laatst bijgewerkt op 25-10-2022

                    Disclaimer

                    Deze tekst is geschreven door het Geneesmiddel Informatie Centrum van de KNMP. Voor het opstellen van deze teksten is gebruik gemaakt van het Kinderformularium van het NKFK en andere wetenschappelijke bronnen. Hoewel bij het opstellen van de tekst uiterste zorgvuldigheid is betracht, is de KNMP niet aansprakelijk voor eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit enige onjuistheid in deze tekst.

                    Vond u deze informatie nuttig?

                    Vind een apotheek

                    Wilt u meer weten, of heeft u een vraag over uw eigen situatie? Dan raden wij u aan naar uw eigen apotheek te gaan. Uw eigen apotheker is op de hoogte van uw persoonlijke omstandigheden en kan u uitgebreid begeleiden bij uw medicijngebruik. Bent u niet in de buurt van uw eigen apotheek, dan kunt u hier ook andere apotheken vinden.
                    Vind een apotheek blob

                    Vraag het de webapotheker

                    Vraag het de webapotheker

                    Vraag het de webapotheker

                    Het beste advies krijgt u bij uw eigen apotheek. Daar ontvangt u de zorg en begeleiding die is afgestemd op uw persoonlijke situatie. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan kunt u een vraag stellen aan de webapotheker. Een team van apothekers beantwoordt uw vraag in principe binnen enkele werkdagen.
                    Informatie wordt bijgewerkt: